E - pupillen - L.R. Voetbal Academie

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu

E - pupillen

OEFENSTOF



Oefenvormen - Het Penaltyspel

Veldafmetingen

Het F - speelveld bedraagt 7 x 12 meter.
let op: Het E - speelveld bedraagt 15 x 20 meter.

Organisatie

Een pupillendoel staat klaar
Twee markeringshoedjes liggen ongeveer zes meter van het doel en markeren de lijn van de penalty-stip.
Op zeven en acht meter de volgende ‘stippen’
Een wachters-pion waar de wachtende kinderen op hun beurt wachten op ruime afstand van het doel.
Bij zes of zeven spelers wordt bovenstaande situatie twee keer neergezet. De tussenruimte tussen de doelen is dan minimaal zeven meter.

Materiaal:
Een pupillendoel, zes markeringshoedjes, drie pilonnen (en eventueel twee pilonnen als extra doelpaal) drie ballen en twee wachters-pilonnen zijn nodig om het spel met vier kinderen te kunnen spelen.

Spelverloop:
Proberen vanaf de eerste penaltystip in het doel te schieten. Daarna kan de afstand tot het doel veranderen.

Voorbeeld

Loop met de bal naar het eerste markeringshoedje. Leg de bal neer en schiet op het doel. Is de bal raak , dan mag de volgende bal vanaf het tweede hoedje worden geschoten.
Spelregels en regelingen
De schutter moet de bal met de voet stilleggen bij het hoedje; de kinderen die niet aan de beurt zijn, blijven buiten het strafschopgebied (achter een pilon)
Raak betekent dat de volgende keer vanaf het hoedje verder wordt geschoten
Mis betekent dat de volgende poging nog een keer vanaf hetzelfde hoedje moet worden geschoten.
Twee keer mis achter elkaar betekent dat de volgende poging een hoedje terug wordt gegaan
De eigen bal moet na het schieten worden opgehaald en er wordt bij de wachtende speler aangesloten.
Wanneer de keeper een bal heeft gevangen, rolt hij deze terug naar de zijkant zodat de schutter de bal weer kan pakken en achteraan kan sluiten.
Elke score is een punt waarna er een telpilon overeind wordt gezet.
Wanneer alle drie telpilonnen overeind staan komt er een nieuwe keeper.





Douanspel



Organisatie:

Basisspeelveld 15 x 15 meter, waarbij vier pilonnen een vierkant van 5 x 5 meter markeren
Zes hoedjes markeren achter beide vrije gebieden een vrij beginvak van twee meter diep (de stoep)
In het afpakgebied staan vier pilonnen op zes meter afstand van het vrije beginvak en zes meter van de zijlijn.
Twee hesjes voor de afpakkers. Vier ballen: voor elke pingelaar een bal. Een bal voor een eventuele wachter.

Benodigheden: 4 ballen, 12 markeringshoedjes, 2 hesjes en vier pilonnen (voor zes kinderen)

Spelverloop:

De pingelaars (smokkelaars) proberen in het afpakgebied om hun eigen pilon heen te dribbelen en terug te keren naar het vrije beginvak. De afpakkers (douaniers) proberen de ballen af te pakken/weg te tikken.

Voorbeeld:
De trainer zet drie pingelaars in het vrije beginvak en twee verdedigers in het afpakgebied. Hij speelt zelf mee als pingelaar en laat de toepassing van de regels zien.
Spelregels en regelingen:
Nadat de speler in het afpakgebied is gedribbeld kan altijd worden teruggekeerd naar het vrije beginvak

Als de speler om de eigen pilon heeft gedribbeld en het vrije beginvak bereikt zonder dat de afpakker de bal heeft geraakt, dan is een punt gescoord.
De afpakker (douanier) krijgt een punt als hij de bal heeft weggetikt/afgepakt
De bal moet bij het terugkeren in het vrije beginvak voor de achterlijn zijn gestopt, anders telt het punt niet.
De eerste speler die vijf punten heeft behaald is de winnaar. Dit kan zowel een pingelaar als een afpakker zijn. Het spel stopt. De eventuele wisselspeler komt voor een andere speler in het veld als pingelaar.
Variaties:
Vergroot de afstand in de breedte tussen de pilonnen als de pingelaars moeilijk punten behalen. Verklein de afstand als dit te gemakkelijk is.
Vergroot de afstand tussen het vrije beginvak en de pilon, als de pingelaars makkelijk punten kunnen halen. Verklein de afstand als dit te moeilijk is
Elke pingelaar heeft een eigen vak, waarin hij moet starten en terugkeren. Per speler kan de pilon dichterbij of verder weg van het vrije beginvak worden neergezet
Heeft een speler gewonnen, dan wordt de volgende keer zijn pilon een pas verder weggezet
De betere spelers mogen niet terug als ze eenmaal in het afpakgebied zijn
De betere spelers proberen de verste pilon te ronden (dit telt voor twee punten wanneer het lukt).


Leermomenten:
Voor de pingelaar:
Kijken naar de positie van de afpakker en een geschikt moment kiezen om te dribbelen naar de pilon. Bijvoorbeeld als de afpakker probeert de bal van een ander weg te tikken.
De bal binnen speelbereik houden en letten op de positie en initiatieven van de afpakker
Als de afpakker dichtbij komt, tussen de bal en de afpakker komen en terugkeren naar het vrije beginvak.
 Bij de pilon de bal op tijd stoppen, omdraaien en terugkeren naar het vrije beginvak. In het vrije beginvak de bal weer op tijd stoppen.

Voor de afpakker:
De bal wegtikken zodra daar de mogelijkheid voor is. Met name als de pingelaar de bal niet binnen speelbereik heeft.
Meerdere pingelaars tegelijk in de gaten houden






Oefenvormen "Het Kaatsspel'
Veldafmetingen
Het totale speelveld bedraagt 15 x 6 meter, waarbij het kaatsvak 4 x 3 meter en het scoorvak 2 x 3 meter is.
-Benodigd materiaal
Zeven pilonnen (waarvan drie telpilonnen), zeven markeringshoedjes en een bal zijn nodig om het spel met twee kinderen te kunnen spelen.
-Spelverloop
Vanaf de plek bij het markeringshoedje dribbelt de speler naar het poortje en schiet de bal naar de speler in het kaatsvak. Wanneer de bal daar is, schiet de speler in het kaatsvak de bal in het scoorvak aan de overkant.
-Spelregels en regelingen
De dribbel begint bij het markeringshoedje en eindigt bij het poortje. De dribbelaar schiet de bal in het kaatsvak en stelt zich daarna op achter het scoorvak om de bal weer te kunnen halen
De speler aan de overkant moet de rollende bal vanuit het kaatsvak in het
scoorvak schieten
Als de bal stilligt in het scoorvak, dribbelt de speler achter het scoorvak naar het beginpunt van de dribbel en begint daar opnieuw
Wanneer de bal in het scoorvak stil blijft liggen, telt het punt voor beide spelers. De kaatser zet dan een telpilon overeind
Wanneer alle telpilonnen overeind staan, wordt er gewisseld van taak




Oefenvormen - Het Schot in de Roos Spel


Veldafmetingen
Het totale speelveld bedraagt 15 x 5 meter.
Een scoorvak is 2 x 3 meter.

-Benodigd materiaal
Acht pilonnen, acht markeringshoedjes en een bal zijn nodig om het spel met twee kinderen te kunnen spelen.
Spelverloop
Vanaf de plek tussen de markeringshoedjes probeert men de bal in het vierkant (het scoorvak) te schieten. De speler aan de overkant staat achter het scoorvak.
Spelregels en regelingen
De bal moet bij het markeringshoedje stilliggen voor het schieten
Er is een punt gescoord wanneer de bal blijft stilliggen in het scoorvak
Wanneer de bal stilligt, mag die uit het scoorvak worden gehaald door de speler aan de overkant, die daarna een poging doet.  
De speler die het eerst drie punten heeft gescoord, is winnaar en mag zijn markeringshoedje naar achteren leggen.  
Het spel begint daarna opnieuw voor de kampioen; de speler aan de overkant blijft doorspelen met zijn eigen serie.





Organisatie:

Zet een veldje uit van 15 x 10 meter.
Drie doelen (gemaakt van twee pilonnen) staan in een lijn opgesteld met een tussenruimte van minimaal vier meter. De doelen zijn een meter breed. Een bal ligt klaar, evenals vier reserveballen
Bij een spelersaantal van zes speelt men met een wissel bij elke partij, bijvoorbeeldvolgens het principe van de applauswissel

Materiaal:
12 pilonnen, 6 markeringshoedjes, 2 hesjes en 5 ballen zijn nodig om het spel met  4 kinderen te kunnen spelen
Spelverloop:
Er zijn twee tweetallen. Van elk tweetal verdedigt een speler het doel, terwijl de andere speler probeert te scoren bij het andere tweetal aan de overkant.
Voorbeeld:
De trainer vormt met een speler een tweetal en speelt het spel mee. Hij legt de regels uit.
Spelregels en regelingen:
Ieder tweetal spreekt met elkaar af wie het doel verdedigt en wie aanvalt. Als er een doelpunt is gescoord, wordt er binnen beide tweetallen van taak gewisseld.
Start met de bal vanuit het midden. Je mag bij het andere tweetal scoren.
De bal wordt uitgenomen bij het doel waar gescoord is. Dit gebeurt door het tweetal waar tegen is gescoord.
Speelt een speler de bal buiten het veld, dan haalt hij zelf de bal. De bal wordt weer in het spel gebracht door een speler van de andere partij.
Variaties  Vergroot het speelveld als er te weinig vrije ruimte is om in te dribbelen.
Wanneer er veel wordt gescoord, kan er een doel worden weggehaald bij een of beide partijen.


Leermomenten

Voor de pingelaar (tweetal in balbezit):
De bal binnen speelbereik houden op weg naar het doel
Kijken of een doel niet wordt afgedekt, zodat er kan worden gescoord
Als een tegenspeler dichtbij komt, tussen de bal en de tegenspeler blijven (afschermen van de bal)
Wegdribbelen in de vrije ruimte om snelheid voor een nieuwe aanval op te bouwen (mogelijk op het andere doel).
Voor de verdediger (tweetal niet in balbezit):
Tussen het eigen doel en de pingelaar blijven. Dek het doel zo goed mogelijk af.
De doorgang van een pingelaar afsluiten en de bal afpakken.


Aanvulling
Met een oneven aantal spelers, bijvoorbeeld vijf, is een speler wachter en gaat de applauswissel in werking treden. De speler die dan heeft gescoord, wisselt dan met de speler aan de kant. Een voordeel van deze wisselmethode is dat de teams steeds wisselen van samenstelling.




Deze voorbeelden zijn afkomstig van de KNVB









Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu Leonard Refualu